Persoonlijke Aansprakelijkheid Arbeidsrecht

bestuurdersvergadering (1)

AANSPRAKELIJKHEID VAN BESTUURDERS VAN VERENIGINGEN EN STICHTINGEN

Het bestuurderschap kent vele verantwoordelijkheden. Het is daarom voor een bestuurder van een vereniging of een stichting goed om stil te staan bij het risico op persoonlijke aansprakelijkheid. Ook omdat dit aspect de arbeidsrelatie met het Toezichthoudende orgaan van de onderwijsstichting of -vereniging zal beïnvloeden. Het is van belang voor dit risico verzekerd te zijn naast het hebben van een rechtsbijstandsverzekering. Zie ook https://srbo.nl/goed-bestuur/

In het algemeen hoeft een bestuurder zich geen zorgen te maken over aansprakelijkheid. Het uitgangspunt is namelijk dat een bestuurder niet persoonlijk aansprakelijk is voor rechtshandelingen die hij namens de vereniging of de stichting verricht. Indien hij bijvoorbeeld in zijn hoedanigheid van bestuurder een overeenkomst aangaat omtrent het huren van een
vergaderruimte, wordt dit als een handeling van de vereniging of de stichting beschouwd. In enkele gevallen kan een bestuurder van een vereniging of een stichting wel persoonlijke
aansprakelijk worden gesteld. De volgende situaties zijn daarbij van belang en worden in het hierna volgende besproken:
– aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover de vereniging of de stichting;
– aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover derden;
– aansprakelijkheid van de bestuurder op grond van anti-misbruikwetgeving. Daarbij gaat het om commerciële stichtingen of verenigingen, die voorkomen in het VO, MBO en HBO, gelet op niet-gesubsidiëerde, commerciële opleidingen.

Wanneer aansprakelijk tegenover de vereniging of de stichting?

Van een bestuurder wordt verwacht dat hij zijn taak naar behoren uitvoert. Indien een bestuurder hierin echter tekortschiet en de vereniging of de stichting daardoor schade lijdt, is de bestuurder onder twee voorwaarden hoofdelijk aansprakelijk.
Deze voorwaarden zijn:
– het ontstaan van de schade is de bestuurder te verwijten;
– de bestuurder heeft geen maatregelen getroffen om de schade te voorkomen.

Wie stelt aansprakelijk?

Behalve in het geval van faillissement, zal het bestuur van de vereniging of de stichting de bestuurder aansprakelijk stellen. Vaak is de behoefte van het bestuur om een medebestuurder
aansprakelijk te stellen niet groot. Bij een vereniging neemt de ledenvergadering dan vaak het initiatief tot het stellen van aansprakelijkheid.

Beëindiging aansprakelijkheid

De aansprakelijkheidsrelatie tussen de bestuurder en de stichting of de vereniging wordt beëindigd wanneer de bestuurder wordt ontslagen van aansprakelijkheid. Dit wordt dechargeren genoemd.
Binnen de vereniging is het meestal de ledenvergadering die het bestuur dechargeert. In de praktijk wordt het besluit tot verlening van decharge vaak gekoppeld aan het vaststellen of goedkeuren van de jaarrekening. Het besluit tot verlening van decharge wordt dan impliciet genomen; met het vaststellen of goedkeuren van de jaarrekening wordt het bestuur ontslagen van
aansprakelijkheid.

Aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover derden

De onrechtmatige daad

De belangrijkste grond waarop een bestuurder tegenover een derde persoonlijk aansprakelijk kan zijn, is de onrechtmatige daad. Van een onrechtmatige daad is sprake indien:
iemand tegenover een ander onrechtmatig handelt door inbreuk te maken op een recht of een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in
het maatschappelijk verkeer betaamt.

Een voorbeeld. Een bestuurder huurt een vergaderruimte terwijl hij weet of behoort te weten dat de vereniging niet in staat is om de huur te betalen en ook weet dat de vereniging niet in staat is de schade te vergoeden die de verhuurder daardoor lijdt. Er kan dan sprake zijn van een onrechtmatige daad. Indien de onrechtmatige daad vaststaat, is de bestuurder verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.

Een andere typisch geval van een onrechtmatige daad is misleiding van derden door het bestuur door publicatie van misleidende jaarstukken. Indien een derde op basis van deze publicatie een
overeenkomst aangaat met de vereniging of de stichting en die derde door deze misleidende gegevens schade lijdt, zijn de bestuurders verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te
vergoeden. Een bestuurder is overigens niet aansprakelijk indien hij bewijst dat de misleiding niet aan hem te wijten is.

Aansprakelijkheid van de bestuurder op grond van anti-misbruikwetgeving

De tweede anti-misbruikwet: Wet bestuurdersaansprakelijkheid

De tweede anti-misbruikwet, ook wel bekend als de Wet bestuurdersaansprakelijkheid, voorziet in persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders van rechtspersonen voor verschuldigde premies,
loon- en omzetbelasting. De commerciële vereniging en stichting zijn verplicht melding te doen van het feit dat verschuldigde premies of belastingen op korte termijn niet zullen kunnen worden betaald. Het gaat dan om loon- en omzetbelasting, sociale premies en bijdragen aan een verplicht
bedrijfspensioenfonds. Ook kan aansprakelijkheid ontstaan voor de afdracht van vennootschapsbelasting.
De betalingsonmacht moet worden gemeld aan onderscheidenlijk de fiscus, de bedrijfsvereniging en het desbetreffende bedrijfspensioenfonds. De verplichting tot melding rust op iedere bestuurder. Indien geen melding heeft plaatsgevonden of geen juiste melding, bijvoorbeeld omdat een bruikbare bedrijfsadministratie ontbreekt, ontstaat persoonlijke aansprakelijkheid voor de
bestuurders.

De bestuurder die bewijst dat het ontbreken van tijdige melding van de betalingsonmacht niet aan hem te wijten is, is niet aansprakelijk. Indien de dreigende betalingsonmacht wel was gemeld, kan de bestuurder slechts worden aangesproken indien de fiscus, de bedrijfsvereniging of het bedrijfspensioenfonds aantoont dat de betalingsonmacht is te wijten aan kennelijk onbehoorlijk
bestuur van de bestuurder.

De derde anti-misbruikwet: Wet bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement

De derde anti-misbruikwet ziet op aansprakelijkheid van bestuurders in het geval van faillissement van een commerciële vereniging of stichting. In het geval van faillissement van een commerciële vereniging of stichting is iedere bestuurder hoofdelijk aansprakelijk indien het bestuur zijn taak niet heeft uitgevoerd zoals je dat van een goed bestuurder mag verwachten en dit een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. Indien het bestuur geen goede boekhouding voert, wordt vermoed dat het bestuur zijn taak niet goed heeft vervuld en dat dit een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement.