Voorzitter en leden College van Bestuur geen personeelslid conform definitie in WEB en CAO-BVE, CAO-MBO en CAO-VO

Op 22 september 2014 verklaarde de voorzitter van de Commissie van Beroep voor BVE de Commissie onbevoegd om kennis te nemen van het beroep van een voorzitter van het College van Bestuur, de heer A., van BVE-instelling X tegen het door de Raad van Toezicht van betreffende BVE-instelling gegeven ontslag. Deze beslissing is gebaseerd op de stelling, dat op grond van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) in artikel 1.1.1. onder w sub 2 het begrip bevoegd gezag definieert als het College van Bestuur. Dat brengt met zich mee dat individuele leden van het CvB, zoals A. deel uitmaken van het bevoegd gezag. Op grond van artikel 1.1.1 onder z sub 1 en 2 WEB worden als personeelslid beschouwd de benoemde docenten en overig personeel dat is benoemd aan de instelling, alsmede personeel dat zonder benoeming is tewerkgesteld aan de instelling, in welk laatste geval overigens een aantal wettelijke bepalingen expliciet niet van toepassing wordt verklaard (waaronder de beroepsmogelijkheid van artikel 4.1.5 WEB). Uit deze definitiebepalingen zou nog geconcludeerd kunnen worden dat ook een lid van het college van bestuur daaronder kan vallen. Echter, als dat bedoeld zou zijn, ligt het, tegen de achtergrond van de genoemde definitie van bevoegd gezag, voor de hand dat hier expliciet aandacht aan zou zijn besteed. Daarbij komt dat ingevolge artikel 4.1.5 lid 1 sub d WEB voor een personeelslid beroep bij de Commissie van Beroep openstaat tegen beslissingen door het bevoegd gezag genomen. Indien een lid van het college van bestuur valt onder de definitie van personeelslid, dan zou dat kunnen betekenen dat een rechtsgang wordt opengesteld tegen een besluit van het orgaan waar hij zelf deel van uitmaakt. Dat kan niet de bedoeling en de strekking van de wet zijn. Indien, in het geval het de positie van een lid van het college van bestuur als werknemer betreft, als bevoegd gezag gelezen moet worden de raad van toezicht, dan had dat uit definitiebepalingen of elders uit de wet moeten blijken. Dat is echter niet het geval, terwijl de WEB wel de figuur van de raad van toezicht kent.
Dezelfde redenering gaat ook op ten aanzien van de definitiebepalingen van de begrippen werkgever en werknemer in de cao bve (artikelen A-42 en A-43). De stelling van A dat bij een arbeidsovereenkomst de cao niet terzijde mag worden geschoven, gaat niet op indien, zoals in geval van A, op grond van de definitiebepalingen van de cao de betreffende functie buiten de werkingssfeer van de cao valt. Gelet hierop kan de stelling van de werkgever dat partijen expliciet niettoepasselijkheid van een cao zijn overeengekomen, hier verder buiten beoordeling blijven. Dit alles leidt tot de slotsom dat het beroepsrecht zoals neergelegd in artikel 4.1.5 WEB en artikel N-1 cao bve op A niet van toepassing is. Derhalve acht de Voorzitter de Commissie kennelijk onbevoegd van het beroep kennis te nemen.

Noot:

In artikel 1 WPO is de definitie van personeel ruimer dan in artikel 1.1.1. WEB:

personeel: a. de benoemde directeur, het personeel benoemd in een functie voor het geven van onderwijs, het personeel benoemd in een andere functie dan het geven van onderwijs, het personeel dat is benoemd voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van meer dan een school of meer dan een school als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waaronder begrepen de leden van het bestuur van die scholen die zijn benoemd door een raad van toezicht als bedoeld in artikel 17c, derde lid, voor zover die leden mede zijn benoemd op basis van een arbeidsovereenkomst of een akte van aanstelling; 

Ook de CAO-PO geeft meer ruimte aan het begrip werkgever dan de CAO-BVE, CAO-MBO en CAO-VO. De werkgever kan zowel de rechtspersoon zijn als het bestuursorgaan dat het bevoegd gezag vormt over één of meer instellingen, daarnaast nog het samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 1 van de WPO en WEC. Wij verwachten echter, dat ook het College van Bestuur in het Primair Onderwijs op niet al te lange termijn niet meer zal vallen onder de definitie van personeelslid, maar alleen onder de definitie van bevoegd gezag en werkgever. Het is immers niet met elkaar te verenigen dat een en hetzelfde orgaan werkgever en werknemer tegelijk zou kunnen zijn met hetzelfde beroepsrecht als de overige personeelsleden zonder bestuursverantwoordelijkheid. Dit geldt uiteraard niet voor de directeur/bestuurder en al helemaal niet voor de algemeen directeur. Zij hebben geen statutaire bevoegdheid maar een gedelegeerde of gemandateerde bevoegdheid vanuit het toezichthoudende bestuur.  Zie hier de Uitspraak 22 september 2014 Commissie van Beroep BVE beroep tegen ontslag door voorzitter CVB tegen RVT.